Albert James David Wijdenbosch: verschil tussen versies

Uit Wiki Sports Hall of Fame Suriname
Ga naar: navigatie, zoeken
(Nieuwe pagina aangemaakt met '== Bronnen == * http://www.dbnl.org/tekst/hoen042spor01_01/hoen042spor01_01_0008.php')
 
 
Regel 1: Regel 1:
 +
{{Infobox sporter
 +
| kopnaam  = Albert James David Wijdenbosch
 +
| afbeelding= Albert James David Wijdenbosch.gif
 +
| onderschrift      = Topscheidsrechter Meester A.J.D. Wijdenbosch
 +
| naam      =  Albert James David Wijdenbosch
 +
| bijnaam  =
 +
| geboortedatum    = 10 januari 1902
 +
| geboorteplaats    = Coronie
 +
| geboorteland      =
 +
| overlijdensdatum  =
 +
| overlijdensplaats =
 +
| nationaliteit    =
 +
| lengte    =
 +
| gewicht  =
 +
| discipline=
 +
| onderdeel =
 +
| trainer  =
 +
| club      =
 +
| graduatie =
 +
| 1etitel  =
 +
| OS=
 +
| PS=
 +
| extra    =
 +
| debuut    =
 +
| carrière-einde    =
 +
| prestaties=
 +
}}
 +
Het weer is zeldzaam mooi op dinsdagmiddag 1 september 1975. Het is omstreeks half zes als wij rustig langs de Gravenstraat rijden. Plotseling schiet het ons te binnen dat ergens in de omgeving Anniestraat/Rust en Vredestraat een sportpionier woont, die op onze lijst van sporthelden uit het verleden genoteerd staat. Het is meester Wijdenbosch.
 +
Als wij na een korte aarzeling via de nengredoro onder het hoge neuten huis van de familie Wijdenbosch terechtkomen, worden wij heel vriendelijk ontvangen door mevrouw Wijdenbosch-Monkou. Ze vertelt ons dat haar echtgenoot bezig is aan zijn middag-tuinwerk. En met een stem die veel weg heeft van ‘wat wil je eigenlijk van m'n man’ geeft ze ons de richting aan waar wij hem zouden kunnen vinden. We volgen de aangegeven richting, maar voor wij het achtererf bereikt hebben, ontdekken wij meester Wijdenbosch in zijn tuinplunje tussen wat bananenbomen. Achter een kruiwagen gevuld met zand stapt de 73-jarige tuinier ons glimlachend tegemoet. ‘Ziet U’, zegt hij, ‘op de oude dag ontdek je ook nog dat je een goede landbouwer bent.’
 +
Nadat wij de reden van ons bezoek hebben bekendgemaakt, duurt het wel een poosje voor wij de heer Wijdenbosch ertoe kunnen bewegen zijn sportbelevenissen voor het voetlicht te brengen. Kort hierna verlaten wij huize Wijdenbosch met een afspraak voor een interview op woensdag 2 september om half tien. Het wordt een echte Surinaamse afspraak: wij komen tien minuten later aan dan afgesproken.
 +
 +
Albert James David Wijdenbosch is op 10 januari 1902 geboren in Coronie. Een deel van zijn lagere schoolopleiding (tot zijn 12e jaar) genoot hij te Salem in dit distrikt. In 1914 kwam hij naar Paramaribo op het Schutzinternaat, waar hij verder is grootgebracht. Van daar uit bezocht hij de Selektaschool (Ulo) aan de Burenstraat. Nadat hij deze school met goed gevolg had doorlopen, kreeg hij een tweejarige opleiding aan de Normaalschool en behaalde zijn hulponderwijzersakte (4e rang). In dat jaar werd hij als onderwijzer gedetacheerd in Coronie. Na twee jaar werd hij overgeplaatst naar Paramaribo, schreef zich weer in op de Normaalschool en slaagde in 1922 voor de onderwijzersakte. Toen begon het lange districtsleven voor meester Wijdenbosch.
 +
Tot 1927 werkte hij achtereenvolgens in de distrikten Nickerie, Marowijne, Commewijne en Paramaribo. ‘Het distriktsleven (zwerversleven) was niet gemakkelijk’, aldus meester Wijdenbosch. ‘Na deze omzwervingen bleef ik net twee jaar in Paramaribo, om in 1929 voor de zoveelste keer naar een distrikt te worden gezonden. Je moet eigenlijk 1 tot 2 jaar in een distrikt blijven als onderwijzer, maar wanneer ik mijn distriktsjaren bij elkaar tel dan kom ik op een totaal van 17. En als je niet volhardend bent, kan je onder deze omstandigheden moeilijk studeren. Pas in 1940 kreeg ik de kans om mijn hoofdakte af te maken.’
 +
De heer Wijdenbosch had het in zijn jeugd erg moeilijk. Zijn ouders waren arme landbouwers. Hij groeide dan ook onder zeer moeilijke omstandigheden op. Vandaar dat het toenmalig hoofd van de lagere school in Coronie, de heer Hermanus Monkou zijn ouders de raad gaf om de jonge Albert naar Paramaribo te zenden. Zo kwam hij dan op het Schutzinternaat.
 +
 +
==Vroeg begonnen==
 +
‘Op mijn 13e jaar’, zo vertelt meester Wijdenbosch, ‘richtte ik samen met een paar vriendjes van het Schutzinternaat een voetbalvereniging op. Wij speelden toen op Lantie Djarie, het veld dat nu Meester Bronsplein wordt genoemd. In het begin was ik doelverdediger, maar bij een poging om een bal te stoppen, kwam ik tegen de doelpaal aan. Ik werd aan het hoofd verwond. Het lidteken is nog duidelijk te zien. Van toen af heb ik niet meer in het doel gestaan. In de dertiger jaren kwam ik bij de club Excelsior terecht, destijds een van de sterkste clubs van Suriname. Daar speelde ik samen met o.a. Harry Slijngaard, de man die zowel met het linker- als het rechterbeen oerhard kon schieten. Bij Excelsior speelde ik eerst als rechts-half en later als rechtsbuiten. Ik wil mezelf niet ophemelen, maar ik werd als rechts-half opgesteld, omdat ik zeer snel was’, vertelt meester Wijdenbosch. ‘In die tijd waren er heel wat snelle en begaafde linksbuitenspelers. Om er
 +
twee te noemen: Petersen van M.V.V., ook wel Alatta genoemd en Riek Anijs van Voorwaarts. Daar ik me snel kon verplaatsen was ik de aangewezen man om deze spelers in toom te houden. Het lukte me meestal om mijn taak naar behoren uit te voeren, daar ik niet alleen het wapen snelheid toepaste, maar ook mijn verstand gebruikte. Petersen b.v. was een kerel die een benig voetbalde. Je hebt er geen hoogte van hoe handig deze kerel was met het linkerbeen. Hij gebruikte dit been in alle standen. Het kwam dan ook vaak voor dat hij gewoon wanhopig werd wanneer ik hem zo goed bewaakte, dat hij geen kansen kreeg. Hij vloekte dan ook verschrikkelijk. Wat dit betreft heb ik nog een herinnering aan hem. Toen ik hem eens zo goed bewaakte en in toom hield, werd hij woedend en riep tegen mij: ‘Je bent mijn loophond.’ Ik riep terug: ‘Loophond of niet, maar jij krijgt geen bewegingsvrijheid.’
 +
‘Een andere zeer snelle tegenstander was Riek Anijs. Maar ook die wist ik goed te bewaken. Een van de taktieken die ik op hem toepaste was een geoorloofde schouderduw op het moment dat hij wilde schieten. Hij stond dan meestal op een been en kon dan ook gemakkelijk worden uitgeschakeld.
 +
Uit mijn Excelsiortijd is ook het volgende mij bijgebleven. Wij speelden tegen Casuals, een club uit Trinidad. Sjaak Solingen stond bij Excelsior als rechtsback en ik als rechtshalf. De linksbuiten van Trinidad, Carte, een enorm snelle kerel, die ik moest bewaken kreeg geen voet aan de grond. Op een gegeven moment werd die kerel zo boos dat hij mij een vuistslag in het gezicht toebracht. Ik werd er gewoon duizelig van. Mijn teamgenoot Sjakkie Solingen zei toen: “Albert, ik heb gezien wat die vent met je heeft gedaan, laat hem voor mij.” Het volgend ogenblik vloerde Sjakkie hem met een nog hardere vuistslag. Gelukkig dat de arbiter geen van beide handelingen gezien had.’
 +
 +
==De scheidsrechtersperiode==
 +
De heer Wijdenbosch vertelt: ‘Ik begon reeds in de twintiger jaren als voetbalscheidsrechter, maar pas in de dertiger jaren kreeg ik bekendheid. Toen werd ik officieel scheidsrechter van de SVB. Toen kende men nog geen FIFA-arbiters in Suriname, zodat ik en velen met mij niet in aanmerking gekomen zijn om door de FIFA te worden aangewezen.’
 +
‘Gaat U nog vaak naar voetbalwedstrijden?’
 +
‘Niet regelmatig. Zo nu en dan wanneer ik een goede wedstrijd verwacht. Meestal keer ik teleurgesteld naar huis terug. Mijn mening over het voetbal van toen en nu is: het voetballen van vroeger was gedisciplineerder. Spelers hadden meer eerbied voor elkaar en voor de leiding. De conditie om het goed te doen had haast elke speler. Elke speler van vroeger had clubliefde. Je was b.v. Excelsior en je bleef Excelsior tot de dood. Ik heb drie takken van sport goed beoefend, namelijk voetbal, cricket en korfbal. Zondagmorgen was ik reeds om zes uur op het sportterrein. Eerst een partijtje korfbal, daarna van tien uur tot drie uur 's middags cricket en later in de middag voetbal. Ik had zodoende een heel goede conditie.’
 +
 +
‘Wij hadden voorheen een behoorlijk peil. We kenden scheidsrechters als De Freitas (Zwang), Kolader, Oma, Blijert, allemaal mensen die hun zaken goed kenden’, aldus meester Wijdenbosch.
 +
 +
‘Hoe was Uw voorbereiding als scheidsrechter’, vroegen wij. ‘Iedere wedstrijd was voor mij belangrijk. Iedere keer weer - dat heb ik ondervonden - ontdek je iets nieuws als je dat wetboek (scheidsrechtershandleiding) in handen neemt en daarom heb ik deze handleiding geregeld bestudeerd. Tot op heden schaf ik bij elke nieuwe uitgave een exemplaar aan. Want wie belangstelling voor een zaak heeft, maakt er een studie van. Ik ben al lang uit het onderwijs, maar ik studeer nog steeds. Als er b.v. een leerrijk boek verschijnt, koop ik dat gelijk. Als je een goed voetbalscheidsrechter wilt zijn, moet je lektuur hebben. Kijk daar op mijn tafel. Daar staat mijn voetbalboek.’
 +
Wij verder: ‘Hoe was Uw conditie als scheidsrechter?’
 +
‘Uitstekend. Ik zei het U al. Ik speelde 's morgens een flink partijtje korfbal, daarna een harde cricketwedstrijd en later voet-bal. Vandaar dat mijn conditie prima was.’
 +
‘Hoeveel interland wedstrijden hebt U geleid?’
 +
‘Nou, ik kan het aantal niet opgeven, maar het zijn er veel geweest. Een belangrijke wedstrijd welke ik mij nog kan herinneren is die tegen de voetbalvereniging DIM in 1955. De eerste wedstrijd die bij kunstlicht in het Suriname Stadion werd gespeeld. Ik meen dat U, heer Hoen, toen ook deel uitmaakte van het Surinaamse team. DIM was een uitstekend team, maar Suriname liet zich niet onder de voet lopen en won de wedstrijd met 4 - 2. Dit was voor mij een hoogtepunt in mijn arbitersloopbaan. Voorwaarts speelde in de tweede wedstrijd tegen dit team en verloor met sprekende cijfers. Ik kan mij nog goed heugen, dat sportomroeper Jules Defares er een geintje van maakte. Hij riep bij herhaling: ‘De bal is bij DIM, gaat naar DIM, terug naar DIM, van DIM naar DIM, terug naar DIM, DIM dimt...... Goal!’
 +
‘Wist U het gezag als arbiter altijd te handhaven? Of hebt U wel eens moeilijkheden gehad?’
 +
‘Ik heb altijd geprobeerd het gezag op het veld te handhaven. Waarom? Als je zelf voetballer bent geweest, weet je min of meer wanneer iemand een opzettelijke handeling heeft gepleegd en ik heb altijd weer rekening gehouden met de omstandigheden. Wilde iemand een opzettelijke handeling plegen, dan keek ik hem even aan en hij wist dat hij gewaarschuwd was. Een typisch voorbeeld van het gedrag van een speler. Een Daisy Samson is een groot voetballer geweest. Eens heb ik bij hem een grove vergissing gemaakt. Hij stelde zich voor een ingooi helemaal bij de doelpaal op. De bal werd ingeworpen en ik floot voor off-side. Daisy keek me aan, ik lachte en hij lachte ook, we hadden elkaar begrepen. Na de wedstrijd zei ik: Daisy je hebt me te pakken; bij een inworp kan namelijk een speler niet buitenspel staan. Hij is geen ogenblik boos geweest.’
 +
‘Hebt U ook situaties meegemaakt waarbij U verplicht was spelers uit het veld te sturen?’
 +
‘Dat kan ik mij niet heugen. Voor zover ik weet, heb ik nooit een speler uit het veld gestuurd. Wel heb ik eenmaal een wedstrijd moeten affluiten. Het was een wedstrijd waar Robinhood speelde. Ik heug me niet zo goed meer wie de tegenstander is geweest. De keeper van Robinhood deed een verkeerde aanval en ik zag duidelijk dat hier opzet in het spel was. Duidelijk was te zien dat de keeper naar de tegenstander sprong met de bedoeling die opzettelijk te raken (een gevaarlijke aanval dus). Hiervoor kende ik een strafschop - penalty - aan de tegenstander toe. De ploeg van Robinhood weigerde verder te spelen. Ze verlieten het veld. Later hebben ze mij verzocht om de wedstrijd verder te leiden, maar ik zei dat ik er niet aan dacht.’
 +
‘Hoe lang bent U voorzitter geweest van de scheidsrechters-organisatie?’
 +
‘Ongeveer tien jaar. Ik heb heel veel scheidsrechters opgeleid en het ging er heel vriendschappelijk en ordelijk toe. Ondanks het feit dat ik voorzitter van de scheidsrechtersorganisatie was, moest ik me altijd weer na een wedstrijd komen verantwoorden, in die zin dat wij bepaalde momenten uit de wedstrijd bespraken en dan moest ik mij soms verdedigen. Er was echte clubliefde en niemand van een andere club durfde pogingen te doen je over te halen om jouw eigen club in de steek te laten. We waren karaktervol. Om het voetbalspel op een hoger niveau te brengen, moet men ophouden met het ronselen van spelers, zoals tegenwoordig gebeurt.’
 +
‘Welke bijdrage levert U nog aan de sport?’
 +
‘Ik ben jaren voorzitter van Coronie Boys geweest, maar vanwege mijn gezondheidstoestand moest ik bedanken. Ik ben nog steeds ere-voorzitter van deze club en ik lever mijn bijdrage door het geven van adviezen wanneer het nodig is.’
 +
 +
 +
‘Wat raadt U de sportlui van tegenwoordig aan?’
 +
‘In de eerste plaats moeten ze eerbied voor elkaar hebben. Gehoorzaamheid aan de leiding is ook heel belangrijk. De leiding zal wel niet altijd korrekt zijn, maar als er gehoorzaamheid is, zullen de konflikten zich tot het minimum beperken. Verder moeten de sportlui zich volledig geven voor hun club. Als men een beroep op mij doet (b.v. de SVB) wil ik wel een lezing hierover houden.’
 +
‘Voor welke spelers van vroeger hebt U bewondering gehad, voor welke spelers hebt U nu bewondering in en buiten Suriname?’
 +
‘In mijn eigen club (Excelsior) had ik vroeger bewondering voor Kolader, de captain. Hij was een bezadigde speler en wist hoe hij leiding moest geven. Verder voor Harry Slijngaard en niet te vergeten Willem Anijs. Deze was ontzettend eerlijk. Even een staaltje. Willem dreef eens op met de bal en had de kans om een doelpunt te maken. Plotseling liet hij de bal gaan. Hij zei ons dat hij “hands” gemaakt had. Vandaar zijn handeling. Wij waren er natuurlijk niet zo best over te spreken, maar dat was nu een-maal zijn mentaliteit. Hij wilde geen oneerlijk doelpunt scoren. Een andere sportman waar ik bewondering voor had was cricketer Van der Kooye (captain).’
 +
‘Hoe denkt U dat de sport in Suriname moet worden aangepakt. Is b.v. semi-professionalisme ook naar Uw mening een van de oplossingen?’
 +
‘Men moet eerst beginnen bij de jeugd om zo een basis te leggen voor de toekomst. Ik ben geen tegenstander van het semi-professionalisme. Ik ben er niet tegen, maar ik ben wel bang dat de prestatie die geleverd zal moeten worden er onder zal gaan lijden.’
 +
Goede vrienden van vroeger? Kees Coleridge. ‘Er was een zeker familieverband tussen hem en mij’, aldus meester Wijdenbosch. ‘Andere vrienden met wie ik jarenlang heb opgetrokken zijn Alfred Libretto, Eelst. Die waren allemaal uit mijn eigen kamp (de EBG), maar bij de Rooms-Katholieken had ik ook heel goede vrienden, zoals Jantje Raymann, Gravenberg en anderen.
 +
 +
Meester Wijdenbosch is gehuwd met Charlotte Amalia Eleonora Monkou. Uit dit huwelijk zijn er vier kinderen geboren, twee jongens en twee meisjes. Mevrouw Wijdenbosch-Monkou heeft haar man in en buiten zijn sportloopbaan altijd trouw bijgestaan. Haar morele steun kreeg hij ook op de sportvelden. ‘Trouwens hoe kan het ook anders’, zegt deze sportheld luid lachend. ‘Mijn vrouw komt uit een sportfamilie. Haar broers John Monkou en Emil zijn grote voetballers geweest. Beiden hebben jarenlang deel uitgemaakt van Suriname's nationaal voetbalteam.’
 +
 
== Bronnen ==  
 
== Bronnen ==  
 
* http://www.dbnl.org/tekst/hoen042spor01_01/hoen042spor01_01_0008.php
 
* http://www.dbnl.org/tekst/hoen042spor01_01/hoen042spor01_01_0008.php

Huidige versie van 6 jul 2016 om 12:34

Albert James David Wijdenbosch
Topscheidsrechter Meester A.J.D. Wijdenbosch
Topscheidsrechter Meester A.J.D. Wijdenbosch
Persoonlijke informatie
Volledige naam Albert James David Wijdenbosch
Geboortedatum 10 januari 1902
Geboorteplaats Coronie


Het weer is zeldzaam mooi op dinsdagmiddag 1 september 1975. Het is omstreeks half zes als wij rustig langs de Gravenstraat rijden. Plotseling schiet het ons te binnen dat ergens in de omgeving Anniestraat/Rust en Vredestraat een sportpionier woont, die op onze lijst van sporthelden uit het verleden genoteerd staat. Het is meester Wijdenbosch. Als wij na een korte aarzeling via de nengredoro onder het hoge neuten huis van de familie Wijdenbosch terechtkomen, worden wij heel vriendelijk ontvangen door mevrouw Wijdenbosch-Monkou. Ze vertelt ons dat haar echtgenoot bezig is aan zijn middag-tuinwerk. En met een stem die veel weg heeft van ‘wat wil je eigenlijk van m'n man’ geeft ze ons de richting aan waar wij hem zouden kunnen vinden. We volgen de aangegeven richting, maar voor wij het achtererf bereikt hebben, ontdekken wij meester Wijdenbosch in zijn tuinplunje tussen wat bananenbomen. Achter een kruiwagen gevuld met zand stapt de 73-jarige tuinier ons glimlachend tegemoet. ‘Ziet U’, zegt hij, ‘op de oude dag ontdek je ook nog dat je een goede landbouwer bent.’ Nadat wij de reden van ons bezoek hebben bekendgemaakt, duurt het wel een poosje voor wij de heer Wijdenbosch ertoe kunnen bewegen zijn sportbelevenissen voor het voetlicht te brengen. Kort hierna verlaten wij huize Wijdenbosch met een afspraak voor een interview op woensdag 2 september om half tien. Het wordt een echte Surinaamse afspraak: wij komen tien minuten later aan dan afgesproken.

Albert James David Wijdenbosch is op 10 januari 1902 geboren in Coronie. Een deel van zijn lagere schoolopleiding (tot zijn 12e jaar) genoot hij te Salem in dit distrikt. In 1914 kwam hij naar Paramaribo op het Schutzinternaat, waar hij verder is grootgebracht. Van daar uit bezocht hij de Selektaschool (Ulo) aan de Burenstraat. Nadat hij deze school met goed gevolg had doorlopen, kreeg hij een tweejarige opleiding aan de Normaalschool en behaalde zijn hulponderwijzersakte (4e rang). In dat jaar werd hij als onderwijzer gedetacheerd in Coronie. Na twee jaar werd hij overgeplaatst naar Paramaribo, schreef zich weer in op de Normaalschool en slaagde in 1922 voor de onderwijzersakte. Toen begon het lange districtsleven voor meester Wijdenbosch. Tot 1927 werkte hij achtereenvolgens in de distrikten Nickerie, Marowijne, Commewijne en Paramaribo. ‘Het distriktsleven (zwerversleven) was niet gemakkelijk’, aldus meester Wijdenbosch. ‘Na deze omzwervingen bleef ik net twee jaar in Paramaribo, om in 1929 voor de zoveelste keer naar een distrikt te worden gezonden. Je moet eigenlijk 1 tot 2 jaar in een distrikt blijven als onderwijzer, maar wanneer ik mijn distriktsjaren bij elkaar tel dan kom ik op een totaal van 17. En als je niet volhardend bent, kan je onder deze omstandigheden moeilijk studeren. Pas in 1940 kreeg ik de kans om mijn hoofdakte af te maken.’ De heer Wijdenbosch had het in zijn jeugd erg moeilijk. Zijn ouders waren arme landbouwers. Hij groeide dan ook onder zeer moeilijke omstandigheden op. Vandaar dat het toenmalig hoofd van de lagere school in Coronie, de heer Hermanus Monkou zijn ouders de raad gaf om de jonge Albert naar Paramaribo te zenden. Zo kwam hij dan op het Schutzinternaat.

Vroeg begonnen

‘Op mijn 13e jaar’, zo vertelt meester Wijdenbosch, ‘richtte ik samen met een paar vriendjes van het Schutzinternaat een voetbalvereniging op. Wij speelden toen op Lantie Djarie, het veld dat nu Meester Bronsplein wordt genoemd. In het begin was ik doelverdediger, maar bij een poging om een bal te stoppen, kwam ik tegen de doelpaal aan. Ik werd aan het hoofd verwond. Het lidteken is nog duidelijk te zien. Van toen af heb ik niet meer in het doel gestaan. In de dertiger jaren kwam ik bij de club Excelsior terecht, destijds een van de sterkste clubs van Suriname. Daar speelde ik samen met o.a. Harry Slijngaard, de man die zowel met het linker- als het rechterbeen oerhard kon schieten. Bij Excelsior speelde ik eerst als rechts-half en later als rechtsbuiten. Ik wil mezelf niet ophemelen, maar ik werd als rechts-half opgesteld, omdat ik zeer snel was’, vertelt meester Wijdenbosch. ‘In die tijd waren er heel wat snelle en begaafde linksbuitenspelers. Om er twee te noemen: Petersen van M.V.V., ook wel Alatta genoemd en Riek Anijs van Voorwaarts. Daar ik me snel kon verplaatsen was ik de aangewezen man om deze spelers in toom te houden. Het lukte me meestal om mijn taak naar behoren uit te voeren, daar ik niet alleen het wapen snelheid toepaste, maar ook mijn verstand gebruikte. Petersen b.v. was een kerel die een benig voetbalde. Je hebt er geen hoogte van hoe handig deze kerel was met het linkerbeen. Hij gebruikte dit been in alle standen. Het kwam dan ook vaak voor dat hij gewoon wanhopig werd wanneer ik hem zo goed bewaakte, dat hij geen kansen kreeg. Hij vloekte dan ook verschrikkelijk. Wat dit betreft heb ik nog een herinnering aan hem. Toen ik hem eens zo goed bewaakte en in toom hield, werd hij woedend en riep tegen mij: ‘Je bent mijn loophond.’ Ik riep terug: ‘Loophond of niet, maar jij krijgt geen bewegingsvrijheid.’ ‘Een andere zeer snelle tegenstander was Riek Anijs. Maar ook die wist ik goed te bewaken. Een van de taktieken die ik op hem toepaste was een geoorloofde schouderduw op het moment dat hij wilde schieten. Hij stond dan meestal op een been en kon dan ook gemakkelijk worden uitgeschakeld. Uit mijn Excelsiortijd is ook het volgende mij bijgebleven. Wij speelden tegen Casuals, een club uit Trinidad. Sjaak Solingen stond bij Excelsior als rechtsback en ik als rechtshalf. De linksbuiten van Trinidad, Carte, een enorm snelle kerel, die ik moest bewaken kreeg geen voet aan de grond. Op een gegeven moment werd die kerel zo boos dat hij mij een vuistslag in het gezicht toebracht. Ik werd er gewoon duizelig van. Mijn teamgenoot Sjakkie Solingen zei toen: “Albert, ik heb gezien wat die vent met je heeft gedaan, laat hem voor mij.” Het volgend ogenblik vloerde Sjakkie hem met een nog hardere vuistslag. Gelukkig dat de arbiter geen van beide handelingen gezien had.’

De scheidsrechtersperiode

De heer Wijdenbosch vertelt: ‘Ik begon reeds in de twintiger jaren als voetbalscheidsrechter, maar pas in de dertiger jaren kreeg ik bekendheid. Toen werd ik officieel scheidsrechter van de SVB. Toen kende men nog geen FIFA-arbiters in Suriname, zodat ik en velen met mij niet in aanmerking gekomen zijn om door de FIFA te worden aangewezen.’ ‘Gaat U nog vaak naar voetbalwedstrijden?’ ‘Niet regelmatig. Zo nu en dan wanneer ik een goede wedstrijd verwacht. Meestal keer ik teleurgesteld naar huis terug. Mijn mening over het voetbal van toen en nu is: het voetballen van vroeger was gedisciplineerder. Spelers hadden meer eerbied voor elkaar en voor de leiding. De conditie om het goed te doen had haast elke speler. Elke speler van vroeger had clubliefde. Je was b.v. Excelsior en je bleef Excelsior tot de dood. Ik heb drie takken van sport goed beoefend, namelijk voetbal, cricket en korfbal. Zondagmorgen was ik reeds om zes uur op het sportterrein. Eerst een partijtje korfbal, daarna van tien uur tot drie uur 's middags cricket en later in de middag voetbal. Ik had zodoende een heel goede conditie.’

‘Wij hadden voorheen een behoorlijk peil. We kenden scheidsrechters als De Freitas (Zwang), Kolader, Oma, Blijert, allemaal mensen die hun zaken goed kenden’, aldus meester Wijdenbosch.

‘Hoe was Uw voorbereiding als scheidsrechter’, vroegen wij. ‘Iedere wedstrijd was voor mij belangrijk. Iedere keer weer - dat heb ik ondervonden - ontdek je iets nieuws als je dat wetboek (scheidsrechtershandleiding) in handen neemt en daarom heb ik deze handleiding geregeld bestudeerd. Tot op heden schaf ik bij elke nieuwe uitgave een exemplaar aan. Want wie belangstelling voor een zaak heeft, maakt er een studie van. Ik ben al lang uit het onderwijs, maar ik studeer nog steeds. Als er b.v. een leerrijk boek verschijnt, koop ik dat gelijk. Als je een goed voetbalscheidsrechter wilt zijn, moet je lektuur hebben. Kijk daar op mijn tafel. Daar staat mijn voetbalboek.’ Wij verder: ‘Hoe was Uw conditie als scheidsrechter?’ ‘Uitstekend. Ik zei het U al. Ik speelde 's morgens een flink partijtje korfbal, daarna een harde cricketwedstrijd en later voet-bal. Vandaar dat mijn conditie prima was.’ ‘Hoeveel interland wedstrijden hebt U geleid?’ ‘Nou, ik kan het aantal niet opgeven, maar het zijn er veel geweest. Een belangrijke wedstrijd welke ik mij nog kan herinneren is die tegen de voetbalvereniging DIM in 1955. De eerste wedstrijd die bij kunstlicht in het Suriname Stadion werd gespeeld. Ik meen dat U, heer Hoen, toen ook deel uitmaakte van het Surinaamse team. DIM was een uitstekend team, maar Suriname liet zich niet onder de voet lopen en won de wedstrijd met 4 - 2. Dit was voor mij een hoogtepunt in mijn arbitersloopbaan. Voorwaarts speelde in de tweede wedstrijd tegen dit team en verloor met sprekende cijfers. Ik kan mij nog goed heugen, dat sportomroeper Jules Defares er een geintje van maakte. Hij riep bij herhaling: ‘De bal is bij DIM, gaat naar DIM, terug naar DIM, van DIM naar DIM, terug naar DIM, DIM dimt...... Goal!’ ‘Wist U het gezag als arbiter altijd te handhaven? Of hebt U wel eens moeilijkheden gehad?’ ‘Ik heb altijd geprobeerd het gezag op het veld te handhaven. Waarom? Als je zelf voetballer bent geweest, weet je min of meer wanneer iemand een opzettelijke handeling heeft gepleegd en ik heb altijd weer rekening gehouden met de omstandigheden. Wilde iemand een opzettelijke handeling plegen, dan keek ik hem even aan en hij wist dat hij gewaarschuwd was. Een typisch voorbeeld van het gedrag van een speler. Een Daisy Samson is een groot voetballer geweest. Eens heb ik bij hem een grove vergissing gemaakt. Hij stelde zich voor een ingooi helemaal bij de doelpaal op. De bal werd ingeworpen en ik floot voor off-side. Daisy keek me aan, ik lachte en hij lachte ook, we hadden elkaar begrepen. Na de wedstrijd zei ik: Daisy je hebt me te pakken; bij een inworp kan namelijk een speler niet buitenspel staan. Hij is geen ogenblik boos geweest.’ ‘Hebt U ook situaties meegemaakt waarbij U verplicht was spelers uit het veld te sturen?’ ‘Dat kan ik mij niet heugen. Voor zover ik weet, heb ik nooit een speler uit het veld gestuurd. Wel heb ik eenmaal een wedstrijd moeten affluiten. Het was een wedstrijd waar Robinhood speelde. Ik heug me niet zo goed meer wie de tegenstander is geweest. De keeper van Robinhood deed een verkeerde aanval en ik zag duidelijk dat hier opzet in het spel was. Duidelijk was te zien dat de keeper naar de tegenstander sprong met de bedoeling die opzettelijk te raken (een gevaarlijke aanval dus). Hiervoor kende ik een strafschop - penalty - aan de tegenstander toe. De ploeg van Robinhood weigerde verder te spelen. Ze verlieten het veld. Later hebben ze mij verzocht om de wedstrijd verder te leiden, maar ik zei dat ik er niet aan dacht.’ ‘Hoe lang bent U voorzitter geweest van de scheidsrechters-organisatie?’ ‘Ongeveer tien jaar. Ik heb heel veel scheidsrechters opgeleid en het ging er heel vriendschappelijk en ordelijk toe. Ondanks het feit dat ik voorzitter van de scheidsrechtersorganisatie was, moest ik me altijd weer na een wedstrijd komen verantwoorden, in die zin dat wij bepaalde momenten uit de wedstrijd bespraken en dan moest ik mij soms verdedigen. Er was echte clubliefde en niemand van een andere club durfde pogingen te doen je over te halen om jouw eigen club in de steek te laten. We waren karaktervol. Om het voetbalspel op een hoger niveau te brengen, moet men ophouden met het ronselen van spelers, zoals tegenwoordig gebeurt.’ ‘Welke bijdrage levert U nog aan de sport?’ ‘Ik ben jaren voorzitter van Coronie Boys geweest, maar vanwege mijn gezondheidstoestand moest ik bedanken. Ik ben nog steeds ere-voorzitter van deze club en ik lever mijn bijdrage door het geven van adviezen wanneer het nodig is.’


‘Wat raadt U de sportlui van tegenwoordig aan?’ ‘In de eerste plaats moeten ze eerbied voor elkaar hebben. Gehoorzaamheid aan de leiding is ook heel belangrijk. De leiding zal wel niet altijd korrekt zijn, maar als er gehoorzaamheid is, zullen de konflikten zich tot het minimum beperken. Verder moeten de sportlui zich volledig geven voor hun club. Als men een beroep op mij doet (b.v. de SVB) wil ik wel een lezing hierover houden.’ ‘Voor welke spelers van vroeger hebt U bewondering gehad, voor welke spelers hebt U nu bewondering in en buiten Suriname?’ ‘In mijn eigen club (Excelsior) had ik vroeger bewondering voor Kolader, de captain. Hij was een bezadigde speler en wist hoe hij leiding moest geven. Verder voor Harry Slijngaard en niet te vergeten Willem Anijs. Deze was ontzettend eerlijk. Even een staaltje. Willem dreef eens op met de bal en had de kans om een doelpunt te maken. Plotseling liet hij de bal gaan. Hij zei ons dat hij “hands” gemaakt had. Vandaar zijn handeling. Wij waren er natuurlijk niet zo best over te spreken, maar dat was nu een-maal zijn mentaliteit. Hij wilde geen oneerlijk doelpunt scoren. Een andere sportman waar ik bewondering voor had was cricketer Van der Kooye (captain).’ ‘Hoe denkt U dat de sport in Suriname moet worden aangepakt. Is b.v. semi-professionalisme ook naar Uw mening een van de oplossingen?’ ‘Men moet eerst beginnen bij de jeugd om zo een basis te leggen voor de toekomst. Ik ben geen tegenstander van het semi-professionalisme. Ik ben er niet tegen, maar ik ben wel bang dat de prestatie die geleverd zal moeten worden er onder zal gaan lijden.’ Goede vrienden van vroeger? Kees Coleridge. ‘Er was een zeker familieverband tussen hem en mij’, aldus meester Wijdenbosch. ‘Andere vrienden met wie ik jarenlang heb opgetrokken zijn Alfred Libretto, Eelst. Die waren allemaal uit mijn eigen kamp (de EBG), maar bij de Rooms-Katholieken had ik ook heel goede vrienden, zoals Jantje Raymann, Gravenberg en anderen.

Meester Wijdenbosch is gehuwd met Charlotte Amalia Eleonora Monkou. Uit dit huwelijk zijn er vier kinderen geboren, twee jongens en twee meisjes. Mevrouw Wijdenbosch-Monkou heeft haar man in en buiten zijn sportloopbaan altijd trouw bijgestaan. Haar morele steun kreeg hij ook op de sportvelden. ‘Trouwens hoe kan het ook anders’, zegt deze sportheld luid lachend. ‘Mijn vrouw komt uit een sportfamilie. Haar broers John Monkou en Emil zijn grote voetballers geweest. Beiden hebben jarenlang deel uitgemaakt van Suriname's nationaal voetbalteam.’

Bronnen